Joas van Hellemondt zat vroeger op voetballen, maar ontdekte dat hij hardlopen het leukste vond op het voetbalveld. “Voor de rest vond ik het best saai.” Zijn ouders kozen toen atletiek voor hem uit. En dat bleek een schot in de roos. Nu is Van Hellemondt hordeloper en sprinter. “Je hebt ook 400 meter hordelopen, maar dat vind ik ver.”
Het 18-jarig talent heeft zich bij Leiden Atletiek kunnen ontwikkelen tot specialist op de sprint met en zonder hindernissen (hordes). Maar het begon wel heel breed. “Ik heb ook werpnummers gedaan en hoogspringen en verspringen. Iedereen begint als meerkamper. Hoe ouder je wordt, hoe meer je je gaat specialiseren.”
Van Hellemondt kijkt met bewondering naar de prestaties van de Nederlandse atlete Femke Bol die op de 400 meter horde en de 400 meter vlak excelleert. “Ik zie haar niet als voorbeeld, maar ik vind het wel heel goed hoe zij met haar sport omgaat en hoe ze alles combineert. En hoe ze met de druk kan omgaan. Ik ben altijd best zenuwachtig voor een wedstrijd. Maar 400 meter hardlopen is niks voor mij. Ik doe het wel eens, een wedstrijdje tussendoor. Maar ik houd me bij de 110 meter outdoor en 60 meter indoor.”
Afzetten
“Ik doe naast het hordelopen het gewone sprinten om mijn snelheid te verbeteren, maar ik train op hordelopen.” Dat vindt Van Hellemondt zelf dan weer niet saai, of hooguit een beetje. “Misschien af en toe als ik rusttrainingen moet doen of langer moet lopen, dat verveelt wel eens. Maar hordelopen is nooit saai.”
Het mooie aan hordelopen is juist die hindernissen onderweg, legt Van Hellemondt uit. “Allereerst het sprinten en dan moet je ook nog rekening houden met die hordes, dat je niet valt of ze aantikt. Dat vind ik wel mooi. Het is ook geen springen, het is lopen en afzetten. Je steekbeen gaat als eerste omhoog en dan zo vlak mogelijk over de horde en dan trek je je andere been bij.” En het werkt het beste als je altijd met hetzelfde been als eerste over de horde gaat.
Driepas
Die hordes zijn voor Van Hellemondt inmiddels 1.07 meter hoog. Het helpt wel als je niet al te klein bent, maar te lang heeft ook zijn nadelen. “Ik maak drie passen tussen de hordes. Je begint meestal met vijf passen en daarna kun je switchen naar een vierpas, maar dan moet je dus wisselen van afzetbeen. Dus de meeste atleten nemen een driepas. Het belangrijkste is dat je niet bang bent voor de horde.”
Sleutelstad Media
Middelstegracht 87A
2312 TT Leiden
E-mail
redactie@sleutelstad.nl
Telefoon Redactie
071 - 5235907