Op de keper beschouwt, gaat het bij tiny houses niet eens om de grootte van huizen. Het gaat veel meer om vrijheid. Vrijheid van handelen, vrijheid van plaats, vrijheid van regels, vrijheid van banken, geld en bezit. Dat klinkt heel idealistisch. Deels is dat ook zo, maar het is ook een ontwikkeling die interessant genoeg is om eens nader te bekijken. Is dit de voorhoede van een nieuwe kijk op ‘wonen’? Op een ’tot in detail geregelde samenleving’? En in hoeverre is dit eigenlijk een elitaire ontwikkeling, weggelegd voor mensen voor wie ‘klein, maar fijn’ en soberheid een kéuze is en geen noodzaak? Het is het Rijnlands Architectuur Platform (RAP) dat in zijn Stadscafé, het derde, ruimte geeft aan die vragen. Op een zwoele septemberavond die ook een terrasbezoek legitimeert, zijn daarvoor toch zo’n honderd mensen naar het Atrium van het Leidse stadhuis gekomen.
Zelfvoorzienend
Gert van Vugt ontwerpt en bouwt sustainer homes. Hij vertelt over het modulair opgebouwd huisje van 45 m2 (5×9 m2) dat zij in Noord Limburg bouwden. Niet eens klein, maar wel zelfvoorzienend. De opdrachtgever heeft zelf het idee dat op 1 ha grond een gezin op die manier moet kunnen leven. Na afloop praten we daar nog even over door, want dat wekt wel de indruk van een luxe: je moet maar net in staat zijn die ene hectare te vinden en bemachtigen.
Subcultuur
Van Vugt kijkt daar tegenaan in ‘de traditie van de tiny houses‘. Niet dat die bestaat, want de tiny houses zijn pas zeer recent in de Verenigde Staten ontstaan en overgewaaid. Tineke Lupi (Platform 31) schetst bijna een subcultuur van mensen die minder belang hechten aan bezit en ruimte, maar meer aan milieu of woonomgeving. Flexibele oplossingen om op mooie plekken te kunnen wonen, maar vaak wel tijdelijk. Stadsnomaden, maar niet de klassieke die van huis naar huis trekken, maar hun huis meenemen. Wonend op bijvoorbeeld daken vanwege het uitzicht en ruimte, wonend op braakliggend terreinen vanwege de ligging, wonend op een milieuvriendelijke manier in een buitengebied. De groep is divers. Ook kenmerkend is dat ze botsen met de bestaande normen, waarden en regelingen.
IKEA bouw
De slim ontworpen huizen – zoals Tiny Tim van Jurgen van der Ploeg (FARO Architecten) – hebben veel weg van IKEA meubels als het gaat om doelmatigheid: inklapbare, wegschuifbare elementen “waarom de doucheruimte niet ook gebruiken voor het afdruiprek?”. Echt járen achtereen wonen in zo’n tiny house hebben niet veel mensen gedaan. Dat opgeteld bij de opsomming van Van der Ploeg over gebruikers – “studentenwoningen, recreatiewoningen, en idealisten die kleiner willen wonen” – maakt het lastig te bepalen op welke wijze tiny houses bijdragen aan de oplossing van woningnood. Dat tijdelijkheid en flexibiliteit (beleidsmakers) aanspreken, is duidelijk. Directeur Gerda van den Berg (De Sleutels) stelt zelfs (haar?!) locatie beschikbaar om met behulp van tiny houses de opvang van statushouders te realiseren.
Regelgeving
De tiny houses knabbelen aan de marges van de regels en denkwijzen. Het is, in de woorden van Van der Ploeg, bijvoorbeeld het “restruimte benutten, die braak ligt tot de bouw begint”. In Haarlem is het gelukt een afspraak te maken met de gemeente om gedurende tien jaar die plaatsen te gebruiken. Dat blijkt wel een uitzondering. Ook in Leiden komt de gemeente, tijdens deze bijeenkomst, niet ver. Strategen noemen alles wat klein is tiny house en stappen over het idealistisch karakter van de ontwikkeling heen. De ambtenaar die voorstellen als deze op haar bureau ziet, benadrukt vooral het gebrek aan ruimte in de stad, de regels en wácht op voorstellen van burgers (die onmiddellijk klagen geen antwoord van ‘de gemeente’ te hebben gehad toen men iets voorstelde op dit onderwerp).
Ironie
De realisatie van de huisjes is geen sinecure. Geldschieters bijvoorbeeld zien de flexibiliteit en verplaatsbaarheid níet als een voordeel “het is een roerend goed”. Maar de grootste ironie is misschien wel dat de grootste kosten van de huisjes niet in de oppervlakte zitten, maar in de installatie en voorzieningen. En die zijn min of meer onafhankelijk van de oppervlakte. Van der Vugt ziet dan ook “dat kopers er modules bij nemen. Tiny wordt dan small, en zelfs huge“. Ter indicatie: tijdens het stadscafé werden prijzen voor de huisjes genoemd die variëren van €30.000 tot €50.000.
Out of the box
De Leidse overheid lijkt niet actief om te gaan met dit gedachtengoed. Dát er uitdagende nieuwe oplossingen uit voort komen, bewezen de reacties op de oproep van RAP om voorstellen in te dienen voor tiny houses in Leiden. Die varieerden van ronde woningen, die daardoor op meerdere manieren ingezet kunnen worden, via woningen bovenop het restant bunker aan de Morsweg tot en met de prikkelendste: waarom niet de stegen van Leiden overkluizen? De smalste straatjes met daarboven de smalste huisjes. Of de meneer in de zaal die heel nuchter vaststelde “Neem een volkstuintje voor €500 per jaar en bouw daar een tiny house. Maar dan moet de gemeente wel soepeler zijn met de regels”.
Drempel
Dát was de grondtoon: als de overheid niet bereid is mee te werken, niet bereid is regels soepeler toe te passen of beleid aan te passen, dan zullen tiny houses geen reële kans krijgen. Dan wordt het weer een zoveelste inflatoir woordspelletje waarin ieder klein huis tot tiny house wordt gebombardeerd. En dat, weten we nu, is niet zo.
Sleutelstad Media
Middelstegracht 87A
2312 TT Leiden
E-mail
redactie@sleutelstad.nl
Telefoon Redactie
071 - 5235907