De Rijksarcheologische Dienst (RACM-Scheepsarcheologie) uit Lelystad is de Leidse universiteit erg dankbaar. Het dna-laboratorium heeft namelijk antwoord gegeven op een vraag die de gemoederen in Lelystad al ruim 20 jaar bezighield, zo meldde de RACM deze week aan de Stentor. In de omgeving van Swifterbant werden eind jaren 70 overblijfselen van een praam gevonden. Uit onderzoek bleek dat het de Lutina was, een scheepje dat op 20 november 1888 verging in een zware storm die over de Zuiderzee raasde. Aan boord waren toen schipper Jan Kisjes en zijn knecht Reinder Tulp, die beide verdronken.
In het wrak vonden onderzoekers een deel van de inboedel en de botten van één van de twee mannen. Van wie van hen de botten waren, bleef echter een raadsel. Het dna-laboratorium dat zich specialiseert in dna van archeologisch menselijk materiaal, voert mometeel enkele promotieonderzoeken rond dit onderwerp uit. De botten van het omgekomen bemanningslid vormden een welkom onderzoeksobject. Omdat de botten een hele tijd in het water hadden gelegen, was het niet eenvoudig om er dna aan te ontfutselen, maar uiteindelijk lukte dat. Aan de hand van wangslijm dat de achterkleinzoon van Kisjes afstond, werd duidelijk dat de gevonden botten van de schipper waren. De botten van Tulp zijn niet gevonden. Hij wist vermoedelijk het zinkende schip te ontvluchten, waarna ook hij verdronk. Kisjes kon niet vluchten, omdat hij bekneld zat onder een lier. De botten en inboedel van de praam zijn binnenkort te zien in een tentoonstelling die RACM-Scheepsarcheologie in Lelystad inricht.
LeidenSleutelstad Media
Middelstegracht 87A
2312 TT Leiden
E-mail
redactie@sleutelstad.nl
Telefoon Redactie
071 - 5235907