Naar aanleiding van het 65-jarig bestaan van de straatnamencommissie van Leiden vond woensdagnamiddag een mini symposium plaats in museum De Lakenhal; over wel en niet genoemde namen, over wel en niet betwiste namen, over de verhalen achter straatnamen. (Foto's: Jan van der Sluis/Han Ruijgrok)

Wat gaat verscholen achter de naam van jouw straat?

Voor de meeste mensen zal een straatnaam niet veel meer zijn dan een plaatsaanduiding. Op die plaats staat hun woning, bevindt zich hun werk(gever), school, ziekenhuis, sportveld, en wat dies meer zij. Maar aan straatnamen valt veel meer te ontdekken. Woensdagmiddag vond een heel kort symposium plaats naar aanleiding van de totstandkoming van het boekje Straatnamen in Leiden; een verhaal van zeven eeuwen door Rudi van Maanen en Marijke Mooijaarts. Aanleiding is het 65-jarig bestaan van de straatnamencommissie in Leiden. Want alhoewel het College van B&W besluit over straatnamen, laat zij zich graag adviseren en dus is er een commissie. En dat straatnamen een boeiend fenomeen zijn, getuigde de opkomst in museum De Lakenhal: ruim honderd personen.

Verandering
Natuurlijk waren er anekdotes over de (achtergronden van) straatnamen. Leuk weetje dat de Groenhazengracht is vernoemd naar een bordeelhoudster. Maar in 1450 bleek de gracht Schele-trui-gracht te hebben geheten en daarvoor, in 1420, Schoon-margriet-gracht: ook bordeelhoudsters. Straatnamen waren in die tijd vaak gekoppeld aan de belangrijkste bewoner van de straat, of bij voorbeeld aan het daar uitgeoefende beroep (Ketelboeterssteeg). Opvallend is dat er wel straatnamengidsen bestaan, maar “haast geen boekjes over de achtergronden van de straatnamen”. Het zijn de woorden van dagvoorzitter Dick de Boer, die al direct de toon zette. De middag zou verder gaan dan ‘alleen maar straatnamen’. “Namen zijn harder dan steen (…) Een adres is onderdeel van onze persoonlijke identiteit”; ze blijven hangen in het geheugen, vórmen (een deel van) het geheugen.

Strijd
Dat besef maakt de keuze voor en het belang van straatnamen eigenlijk alleen maar groter. Zonder uitzondering maakten alle sprekers duidelijk dat dat ook een politieke – in de breedste zin van het woord – aangelegenheid is. De Boer maakt gewag van de wijze waarop de straatnamen op het universitair WSDterrein zijn gekozen. Een suggestie te kiezen voor namen die terug verwijzen naar het voormalig gebruik van dat terrein leidde tot straten met namen van katholieke heiligen (schutspatronen). Dát was onverteerbaar voor de niet-katholieke universiteit die dat niet vond passen “bij de signatuur van de universiteit”. Later bleek dat de universiteit een hoogleraar al de opdracht had gegeven voorstellen te doen voor namen, die werden overgenomen.

Van der Horst
Iedereen kan straatnamen voorstellen, via de straatnamencommissie. Dat impliceert wel een selectiemechanisme, omdat de commissie al of niet mee gaat met de suggestie. Er moet ruimte zijn – een onbenoemde straat, steeg, plein of gracht – en, als het over personen gaat, dan moet die dood zijn en ‘iets gepresteerd hebben’. Daar begint het lastige al, want wat is ‘iets gepresteerd’. Nico van der Horst is een Leids icoon. Dat voor de fotograaf/detaillist een straatnaam kwam, mag dan ook niet echt verwonderen. Hij laat een omvangrijk archief na met foto’s over het leven in Leiden rond de jaren vijftig en zestig. Niet veel fotografen lukte het een straatnaam te krijgen. De naamgever van het kiekje, Kiek, moet het doen met een Kiekpad, Jan Goedeljee met een hof. Nico van der Horst kreeg een heel park naar hem vernoemd.

Sekse
Straatnamen verraden ook iets over de periode waarin zij worden gekozen. Marijke van der Wal vertelt over het proces van naamgeving voor de Stevenshof. Het was haar en mevrouw A. Ouborg opgevallen dat vrouwen zwaar ondervertegenwoordigd waren bij de toekenning van straatnamen. Zijn mannen en vrouwen min of meer gelijkelijk verdeeld over de bevolking, bij de straatnamen blijken de vier grote steden 80% mannennamen te hebben en Leiden 70% “zonder de Stevenshof minder dan tien procent!”. En dat terwijl Leiden koploper in Nederland is geweest met de keuze voor vrouwennamen voor de Stevenshof. Saillant detail: ook toen bekroop hen de idee dat alleen de namen niet voldoende was; er moest ook een uitleg komen. Die (kop)posiitie is Leiden, vijfentwintig jaar later, overigens weer kwijt.

Naamswijziging
“Straatnamen zíjn omstreden”: het zijn woorden van Gert Oostindie (“zonder trema en niet de naamgever van”). Straatnamen leggen de geschiedenis vast en kunnen op latere momenten pijnlijk worden. Straatnamen zijn niet in beton gegoten, alhoewel ze slechts af en toe veranderen. Ook de zaal blijkt daar niet vóór te zijn. Wel moet er een duidelijke context worden gegeven aan straatnamen. Het zijn vooral ingrijpende collectieve ervaringen die straatnaamwijzingen inleiden: de moord op Kennedy leidt tot een hausse aan Kennedylanen en -pleinen, de demasqué van Stalin tot het verdwijnen van Stalinstraten, de moord op Steven Biko tot Steven Bikopleinen. Ook tijdens WOII deed de bezetter, via de NSB, aan geschiedaanpassing: Prinses Julianastraat werd Julianastraat en de Wilhelminastraat de Zuiderzichtstraat. “Veranderen kán dus wel. Maar wíllen ‘we’ het ook?”

Niet-genoemden
Oostindie stelde de vraag die eerdere sprekers ook al aanstipten; die naar de niet-genoemden en de aanstootgevende namen. Geen Goeie Miestraat, -steeg- of zelfs -pleintje, alhoewel uit de zaal de suggestie kwam mogelijk “een doodlopende straat naar haar te noemen”. De Julius Caesarstraat en -brug hebben geleid tot de opmerking uit de stad ‘weet u wel dat de Romeinen ook slaven hielden?’. Oostindie stelt wel dat sprake is van het ontbreken van een aantal opvallende categorieën: de ‘gewone’ Leidenaar, vrouwen, ‘dwarsliggers’, bestrijders van het kolonialisme. In feite zijn het allemaal tegenhangers van de keuzes die eind negentiende/begin twintigste eeuw zijn gemaakt “alhoewel de Kralendijkstraat en de Philipsburgstraat uit 2010 stammen”. In een wijk als Koppelstein vinden we wel namen van ‘vrijheidsstrijders’, maar missen de Indonesiërs, Surinamers en Antillianen. Er is wel een gedenksteen voor het Clubhuis Indonesia te vinden “maar naar Hans Flu is geen straat vernoemd en dat zou wel moeten kunnen”.

Guerrilla-namen
Ook burgemeester van Leiden Lenferink deed een duit in het zakje met doorkijkjes. Aan straatnamen heb je “geen omkijken, tot er een dáád gesteld moet worden”. Zo kan hij zich “maar één keer een debat herinneren over een straatnaam (…) de Daendelsstraat waartegen de toenmalige SPwethouder Jonas zich verzette”. Maar dat college viel even later over de RijnGouwelijn. Eigenlijk heel interessant is dat de burgemeester een fan blijkt van “guerrilla straatnamen”, namen die in elk geval niet via het formele kanaal van de straatnamencommissie tot stand komen. Lenferink noemt met name het Zonneveldpad “waarvan ik hoop dat-i er heel erg lang blijft hangen. Maar ik geef hem weinig kans in het officiële circuit vanwege de Zonneveldstraat”.

Gedicht
Het boekje waar alles mee begon is te koop in de boekhandel. Op de website van de gemeente is overigens ook een leuke link te vinden naar een databank met achtergronden van straatnamen. Zat om daar in te grasduinen. De Mooi Japiksteeg…. die heette in 1449 Meester Andriessteeg. Wie zich verdiept in de geschiedenis daarachter, komt snel de gedachten van dichter Han Ruijgrok tegen: ze verbonden met elkaar, al die straten, pleinen en het water.

Advertentie

Cultuur Leiden Nieuws Reportage


Sleutelstad Media
Middelstegracht 87A
2312 TT Leiden

E-mail
redactie@sleutelstad.nl

Telefoon Redactie
071 - 5235907

Privacy Policy

×