Studentenpartij SVL pleit voor groei studentenverenigingen

De enorme toeloop op studentenverenigingen in Leiden tijdens de introductieweek legt een aantal problemen bloot. Alle grote verenigingen hebben meer aanmeldingen dan beschikbare plekken. Soms zelfs veel meer. NJORD, de grootste van de kleine verenigingen, laat bijvoorbeeld 280 nieuwe leden toe, terwijl er honderden aanmeldingen meer waren.

Voor de politieke partij Studenten voor Leiden (SVL) reden om het college van burgemeester en wethouders een serie vragen te stellen. De partij wil duidelijk krijgen hoe het nieuwe stadsbestuur, met ook een nieuwe wethouder die studentenzaken in haar portefeuille heeft, tegenover de groeiende populariteit van de verenigingen staat.

SVL is sinds de verkiezingen met twee zetels in de Leidse gemeenteraad vertegenwoordigd. Bij de raadsleden Mitchell Wiegand Bruss en Elianne Wijnands kwamen tijdens de EL CID-week nogal wat vragen op die ze nu aan het stadsbestuur voorleggen. Bijvoorbeeld het feit dat bijna alle grote gezelligheidsverenigingen niet iedereen konden toelaten die zich had aangemeld. Dat gold voor vier van de grote vijf, Minerva, Augustinus, SSR, Catena en Quintus, en ook voor de studentenroeiverenigingen NJORD en Asopos. Alleen bij Catena geldt nog geen ledenstop.

Verenigingshub
Het feit dat veel eerstejaars geen lid kunnen worden van een vereniging baart SVL zorgen. “Elke eerstejaars student zou lid moeten kunnen worden van een studentenvereniging”, zegt fractievoorzitter Mitchell Wiegand Bruss. “Het draagt bij aan de sociale ontwikkeling van de nieuwe studenten en bovendien spelen de verenigingen ook een steeds grotere rol bij zaken als bijvoorbeeld huisvesting.”

SVL wil vooral weten hoe de gemeente in de discussie rond de groeiende populariteit van de verenigingen staat. Zo willen enkele verenigingen graag (door)groeien en zijn er ook enkele kleinere studentenverenigingen zonder eigen locatie. Zo huurt de Dinsdagavondclub (DAC) ruimte in het gebouw Breehuys 16 in de Breestraat. “Dat maakt het voor hen lastig om meer leden aan te nemen”, signaleren Wiegand Bruss en Wijnands. Ze willen daarom van het college weten hoe er daar wordt gedacht over de potentiële komst van nieuwe pandhoudende studentenverenigingen.

Een ander voorbeeld dat Wiegand Bruss aanhaalt, zag hij onlangs in Enschede. “Daar zijn verschillende studentenverenigingen ondergebracht in een groot complex in het centrum en dat blijkt erg goed te werken. “Het is een soort verenigingshub geworden”, zegt Wiegand Bruss die er wel aan toevoegt zo’n plek in Leiden niet direct te zien. “Maar we willen vooral weten hoe het college en de nieuwe wethouder de verenigingen de komende jaren willen faciliteren. We vragen geen geld of panden, maar als een vereniging een vergunning indient voor een uitbreiding, is het wel van groot belang hoe de gemeente met zo’n aanvraag omgaat.”

Leiden Maatschappij Onderwijs Politiek