Sinds begin 2023 wordt de brandweerzorg in Leiden-Noord, Leiderdorp en Oegstgeest geleverd vanuit een nieuwe kazerne aan de Schipholweg in Leiden, waar het beroepsbrandweerkorps Leiden-Noord 24/7 paraat is. De opening van deze kazerne betekende het einde van de eigen vrijwillige brandweerkorpsen van Leiderdorp en Oegstgeest. Oegstgeest kende 303 jaar vrijwillige brandweer en Leiderdorp 125 jaar.
De veiligheidsregio Hollands Midden besloot de kazernes in Leiderdorp en Oegstgeest af te stoten omdat ze met de opening van de Schipholweg-kazerne overbodig zouden zijn geworden en sluiting een flinke kostenbesparing zou opleveren. De vrijwillige Oegstgeester en Leiderdorpse brandweermensen die dat wilden, konden hun werk voortzetten vanuit de Leidse kazerne, al werd hun inzet qua uren verminderd.
In een serie van drie artikelen kijken we hoe de nieuwe werkwijze is uitgepakt. Zijn de verwachte voordelen op gebied van efficiency en kosten behaald? Merken de inwoners van Leiderdorp en Oegstgeest verschil? Hoe heeft de sluiting van de twee lokale kazernes hun veiligheidsbeleving beïnvloed? En wat vinden de vrijwilligers van hun nieuwe situatie? In deze eerste aflevering belichten we het besluitvormingsproces dat heeft geleid tot de sluiting van de kazernes en geven we een kort overzicht van de geschiedenis van de brandweerkorpsen in Leiderdorp, Oegstgeest en Leiden.
De aanloop naar het einde
De kazernes aan de Simon Smitweg in Leiderdorp en de Dorpsstraat in Oegstgeest sloten hun deuren definitief op respectievelijk 1 januari 2023 en 22 oktober 2022 waarmee een eind kwam aan de twee zeer oude en gerenommeerde vrijwillige brandweerkorpsen. Dat dit moment ooit zou komen, was al bekend in 2014. Op 13 november van dat jaar stemde het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Hollands Midden (VRHM) unaniem in met het voorstel de twee lokale kazernes te sluiten na de ingebruikname van de nieuwe kazerne Leiden-Noord aan de Schipholweg.
Hoe kwam de VRHM tot dat ingrijpende besluit? Daarvoor moeten we nog wat verder terug in de tijd. In feite werd de kiem gezaaid met de regionalisering van de brandweer, die op 1 januari 2011 effectief werd na jaren van overleg en discussie. Voor die tijd had elke gemeente zijn eigen brandweerkorps, maar dat werd met de toenemende eisen die aan de brandweer en de rampenbestrijding gesteld werden, steeds lastiger. Peter Kessels, de huidige directeur Brandweerzorg van de VRHM, legt uit: “De verschillen in de kwaliteit van de brandweerzorg en ook in de investeringen die daarvoor werden gedaan, verschilden behoorlijk per gemeente. Daarom startten we in de regio een zorgvuldig traject om alle korpsen te versterken door ze onder één bestuurlijke paraplu samen te brengen.”
‘Geen verbetering’
Leiderdorper Aad Vons was beroepscommandant in Leiderdorp van 1990 tot begin 2009. Hij kijkt anno 2024 nog altijd met enig hartzeer terug op de regionalisering, al begrijpt hij wel waarom het bestuur van de veiligheidsregio daarvoor koos. “Ieder brandweerkorps was een eigen koninkrijkje. Bij een aantal korpsen ging dat heel goed, maar er waren er ook die het heel moeilijk hadden.”
Een spectaculaire fik tijdens de laatste Leiderdorpse brandweerdag bij de kazerne aan de Simon Smitweg op 17 september 2022. (Foto: Wouter Houben)
In het geval van Leiderdorp was de regionalisering geen verbetering, is de stellige overtuiging van Vons. “Wij hadden een brandweer die klonk als een klok. Omdat veel van onze vrijwilligers werkten in het gemeentehuis of bij de gemeentewerf, pal naast de kazerne, waren we bij alarmering altijd razendsnel weg. Onze opkomsttijd, dat is de tijd tussen het moment dat een burger 112 belt en het moment dat de brandweerwagen op de incidentlocatie is, was gemiddeld acht minuten. Daarmee deden we niet onder voor een beroepskorps. Daarnaast hadden we korte lijntjes en een goede verhouding met het gemeentebestuur.”
Afbetaald
Ook financieel ging het goed met het Leiderdorpse brandweerkorps. Vergeleken met vrijwel alle andere gemeenten in de regio was men relatief goedkoop uit, onder andere omdat de brandweerkazerne al lang en breed afbetaald was. Dat voordeel verdween met de regionalisering; de bijdrage aan de regionale brandweer was voor Leiderdorp aanzienlijk hoger dan het bedrag dat de gemeente voor 2011 kwijt was aan zijn eigen lokale brandweer. Meer daarover volgende week in deel 2 van deze serie.
Gevoelsmatig was het ook een domper dat na de regionalisering de beroepskern bij de vrijwillige brandweer verdween. In 2007 had de Brandweer Leiderdorp nog een commandant, een officier preventie en een officier preparatie fulltime in dienst, en daarnaast nog drie parttime medewerkers op gebied van preventie en onderhoud. In 2011 waren er alleen nog vrijwilligers met aan het hoofd een postcommandant die zo’n anderhalve dag per week op de kazerne aanwezig was. “Er was binnen het korps veel weerstand tegen de regionalisering, maar er was geen keus”, stelt Vons.
Behapbaar
Ook in Oegstgeest werd de regionalisering bepaald niet met applaus begroet. Brandweer en politiek waren al jarenlang bezig om zich goed voor te bereiden op de uitdagingen van de toekomst. Precies daarom hadden de vrijwillige korpsen van Oegstgeest, Voorhout, Sassenheim en Warmond al in 2005 hun krachten gebundeld in een eigen samenwerkingsverband, ‘OVSW’. En dat werkte uitstekend, blikt oud-burgemeester Els Timmers terug. “OVSW was een overzichtelijk, efficiënt en behapbaar korps, waarin de vrijwilligers uit de vier gemeenten het ook nog eens heel goed met elkaar konden vinden.”
De laatste open dag van de Brandweer Oegstgeest bij de kazerne in de Dorpsstraat op 22 oktober 2022. (Foto: Wim de Winter)
Toch waren er ook wel problemen. In 2008 uitte de toenmalige brandweercommandant Hans Kleintjes zijn bezorgdheid over de financiële toekomst van de lokale brandweer. Het dorp betaalde op dat moment, net als Leiderdorp, minder aan brandweerzorg dan de omliggende gemeenten. Dit onder andere omdat de lokale kazerne al was afgeschreven. Maar Oegstgeest had wel een nieuwe kazerne nodig, die naar verwachting in 2014 gebouwd moest worden. Ook waren er zorgen over het stijgende aantal uitrukken. “We zijn op weg naar de vierhonderd uitrukken per jaar. Dit is feitelijk te veel voor één ploeg vrijwilligers”, liet de commandant toen weten. Vanwege deze ontwikkelingen streefde men in die tijd naar een volledige tweede ploeg brandweerlieden.
Regionaliseringsproces
Maar die tweede ploeg kwam er niet. In plaats daarvan werd van bovenaf gestuurd op verdere regionalisering. OVSV bleef bestaan tot en met 2010, daarna gingen de korpsen van Oegstgeest, Voorhout, Sassenheim en Warmond op in brandweer Hollands Midden. Burgemeester Els Timmers stemde in 2009 als lid van het Algemeen Bestuur van de VRHM in met de regionalisering, maar bepaald niet van harte. Terugblikkend: “OVSW liep immers goed. Desondanks waren we niet bij machte dit verdere regionaliseringsproces, dat puur en alleen ‘van bovenaf’ kwam, tegen te houden.”
KVT
Een van de gevolgen van de regionalisering was de invoering van de aangepaste Kazerne Volgorde Tabel (KVT) begin 2013. Met de KVT wordt sinds 2006 geregeld dat bij elke melding als eerste het brandweerkorps wordt gealarmeerd dat het snelst ter plaatse kan zijn. Een logische werkwijze, maar deze nieuwste KVT-versie betekende wel dat het verzorgingsgebied van de korpsen van Leiderdorp en Oegstgeest verkleind werd. In enkele wijken van de twee gemeenten was brandweer Leiden Noord vanuit de toenmalige kazerne aan de Gooimeerlaan nu eenmaal sneller aanwezig. En dat was voor de vrijwilligers wel even slikken omdat zij dus minder vaak werden opgeroepen om uit te rukken.
Sluiting
De volgende schok voor de lokale korpsen van Leiderdorp en Oegstgeest kwam een jaar later. De regionale brandweer was al langer op zoek naar een nieuwe plek voor de verouderde kazerne van de brandweer Leiden-Noord aan de Gooimeerlaan, en vond die aan de Schipholweg. In april 2014 werd duidelijk dat de bouw van deze nieuwe Leidse kazerne de sluiting zou betekenen van de kazernes in Leiderdorp en Oegstgeest. Volgens de berekeningen van de VRHM kon de beroepsbrandweer van Leiden-Noord vanaf de Schipholweg zo snel in de twee buurgemeentes zijn, dat de lokale brandweerposten daar overbodig werden.
Onrust
Dit nieuws viel Oegstgeest en Leiderdorp rauw op het dak. De regionalisering van de brandweer hadden ze al met stevige tegenzin moeten slikken, en nu kwam het verlies van de eigen lokale brandweer daar nog eens bovenop. De ontstemde brandweerkorpsen stonden op hun achterste benen, de politiek reageerde met felle vragen en onder de bevolking ontstond onrust. Want er was nog veel onduidelijk. Kon brandweer Leiden-Noord echt even snel bij een brand in Oegstgeest of Leiderdorp zijn als de lokale korpsen? En wat betekende de sluiting van de kazernes voor de vrijwilligers?
Sneller
De toenmalige burgemeesters Jan Waaijer van Oegstgeest en Laila Driessen van Leiderdorp lieten binnen het algemeen bestuur van de VRHM merken dat ze zeer ongelukkig waren met de voorgenomen opheffing van ‘hun’ brandweerkorpsen. Op hun verzoek werd het onafhankelijke onderzoeksbureau Anthea Group ingeschakeld om de berekeningen van de VRHM omtrent de opkomsttijden te controleren.
Uit deze contra-expertise bleek dat de Leidse brandweer vanuit de kazerne aan de Schipholweg in het noordelijke deel van Leiderdorp, grofweg tot aan de Gallaslaan, twee tot vijf minuten sneller ter plaatse kon zijn dan de lokale brandweer. In het zuidelijke deel van de gemeente, het oude dorp, zou de Leiderdorpse brandweer vanuit de kazerne aan de Simon Smitweg één tot twee minuten sneller zijn.
Voor Oegstgeest gold dat brandweer Leiden Noord in het zuiden en oosten van het dorp meer dan drie minuten sneller aanwezig kon zijn dan de lokale brandweer. In het noordelijke en westelijke deel van het dorp met onder andere Haaswijk, zou de lokale brandweer vanuit de kazerne aan de Dorpsstraat het snelste zijn, maar het verschil zou minder dan een minuut bedragen.
Gelijktijdigheid
Wel bleek dat na sluiting van de lokale kazernes in geval van ‘gelijktijdigheid’ – wanneer brandweer Leiden Noord op pad is voor een andere melding wanneer 112 gebeld wordt voor een noodgeval in Leiderdorp of Oegstgeest – de wachttijd op een brandweerwagen tot drie minuten langer zou kunnen worden. Maar de verwachting was dat dit heel weinig voor zou komen en geen probleem zou vormen. Over het geheel genomen, zo was de conclusie van het onderzoeksbureau, zou ook bij sluiting van de kazernes van Leiderdorp en Oegstgeest de brandweerzorg in beide gemeenten verantwoord blijven.
Pijn in het hart
Voor beide burgemeesters was de uitkomst van deze second opinion reden om tijdens de vergadering van het algemeen bestuur van de VRHM op 14 november 2014 met pijn in het hart akkoord te gaan met het voorstel om bij ingebruikname van de nieuwe brandweerkazerne Leiden Noord de brandweerkazernes van Leiderdorp en Oegstgeest te sluiten. Ze hadden in feite ook geen keus, kijkt Laila Driessen terug. “Wij waren de enige twee binnen het bestuur die hier moeite mee hadden. Ik had het beter gevonden als we in Leiderdorp minimaal een kleine kazerne hadden kunnen behouden, maar ben ervan overtuigd dat de sluiting onontkoombaar was. De kaarten waren in feite al geschud bij de vorming van de veiligheidsregio’s en de regionalisering van de brandweer, dus voor mijn aantreden als burgemeester in 2012.”
Hart en ziel
Tijdens diezelfde vergadering uitten beide burgemeesters klip en klaar hun onvrede over de houding van de regionale brandweer Hollands Midden richting de vrijwilligers. De tientallen Leiderdorpers en Oegstgeestenaren die zich jarenlang met hart en ziel hadden ingezet voor de brandweer, werden onvoldoende meegenomen in de toekomstplannen vonden zij. Voor hen leek in de nieuwe situatie niet meer dan een rol in de marge te zijn weggelegd.
De Brandweer Hollands Midden zou te weinig luisteren naar de wensen van de vrijwilligers en niet creatief meedenken om hen de mogelijkheid te geven ook in de nieuwe situatie volwaardig mee te draaien, was de kritiek van Driessen en Waaijer. Tekenend vonden ze dat de VRHM dacht zo’n 210.000 euro per jaar te kunnen besparen door het schrappen van vrijwilligersvergoedingen en daarmee gerelateerde kosten. Dat wekte niet bepaald de indruk dat de brandweer zijn best wilde doen om vrijwilligers te behouden.
In het najaar van 2014 werd er vanuit gegaan dat de nieuwe brandweerkazerne in Leiden in 2018 in gebruik genomen zou worden. Dat werd uiteindelijk nog vier jaar later. Een gevolg van een reeks van tegenvallers en bezwaarschriftprocedures. Het waren geen makkelijke laatste jaren voor de brandweerkorpsen in Leiderdorp en Oegstgeest, maar de vrijwilligers bleven zich tot de laatste dag met hart en ziel inzetten voor de brandweerzorg in hun gemeente.
Onvermijdelijk?
Inmiddels is alweer het tien jaar geleden dat VRHM het einde van de brandweerkazernes in Leiderdorp en Oegstgeest aangekondigde en ruim anderhalf jaar dat het einde ook echt kwam. Nog altijd leeft onder een aantal betrokkenen de vraag of de sluiting van de twee kazernes, en de daarmee gepaard gaande opheffing van de twee brandweerkorpsen die toch altijd uitstekend gepresteerd hadden, echt onvermijdelijk was. Of het toch niet mogelijk was geweest om een, wellicht kleinere, kazerne te behouden in de twee gemeenten. Volgens Aad Vons zou dat zeker in Leiderdorp, met een ziekenhuis, een verzorgingshuis, de verdiepte A4 en de brug aan het eind van de Willem de Zwijgerlaan die regelmatig open staat, geen overbodig luxe zijn geweest.
Ordinaire bezuiniging
Vons is ervan overtuigd dat de voornaamste reden dat de kazernes dicht moesten was dat de VRHM geld wilde besparen. En hij is niet de enige. De laatste Leiderdorpse ploegchef, Arno Sormani, sprak bij de laatste korpsavond op 5 november 2022 onomwonden van ‘een politieke dwaling en een ordinaire bezuiniging’. Ook de Oegstgeester oud-burgemeester Els Timmers is van mening dat geld de hoofdrol speelde bij het besluit. “Uiteindelijk was het enkel een financieel verhaal, want samenvoegen zou veel bezuinigingen opleveren”, stelt zij anno 2024. De nieuwe geregionaliseerde brandweer had namelijk de opdracht van alle gemeenten gekregen om ruim zes miljoen euro te bezuinigen over de periode 2011-2018.
Meer daarover volgende week, in aflevering twee van dit drieluik. Dan gaan we ook in op de effecten van de sluiting van de Oegstgeester en Leiderdorpse kazerne, op de opkomsttijden van de brandweer en delen we de resultaten van de enquête ‘Eén jaar één brandweer’ die we in januari dit jaar hielden onder de Leiderdorpse en Oegstgeester bevolking.
Driemaal een korte brandweergeschiedenis
Min of meer georganiseerde brandbestrijding bestaat al vele eeuwen lang maar pas aan het eind van de zeventiende eeuw werd het eerste officiële brandweerkorps opgericht. Dat gebeurde in 1685 in Amsterdam door Jan van der Heyden, die samen met zijn broer in 1672 de brandspuit (opnieuw) uitvond. De vrijwillige Oegstgeester brandweer zag niet veel later het levenslicht, in 1719. Leiden volgde in 1865 en Leiderdorp in 1897. Hier een kort overzicht van de geschiedenis van de brandweer in de drie gemeenten.
Oegstgeest
In 1719, vijftig jaar na de introductie van de brandspuit door de broers Van der Heyden, kochten de Heeren Baljuw en Ambagtsbewaarders van Oegstgeest en Poelgeest een dergelijke brandspuit voor 566 gulden en 15 stuivers. Om deze brandspuit veilig op te bergen werd een houten spuithuis gebouwd naast het Regthuys – het Oude Raadhuis aan de Wijttenbachweg. Oegstgeest had in die tijd nog geen achthonderd inwoners, maar wel een veel groter oppervlak dan nu.
Paarden
Er werden spuitgasten aangewezen (van der Heyden adviseerde er 35 per spuit) die in de buurt woonden en uit konden rukken in geval van brand, wat het begin markeerde van de Oegstgeester brandweer. Met de uitbreiding van de buurtschap aan de Mors, ver van ‘brandspuit 1’, werd in 1786 een tweede brandspuit aangeschaft. Aan het eind van de negentiende eeuw kwamen er nog twee spuithuizen bij, aan de Maredijk en bij Kasteel Oud-Poelgeest. Bewoners in de buurt van de brandspuit moesten in die tijd hun paarden gereedhouden om de spuit naar de brand te brengen.
Door de jaren heen werd de Oegstgeester brandweer telkens weer gemoderniseerd. Zo kwam er 1900 een ondergronds netwerk van brandkranen en brandputten, in 1920 werd een motorbrandspuit aangeschaft en tien jaar later kocht Oegstgeest de eerste automobielbrandspuit. Het voertuig kreeg aanvankelijk onderdak in de garage van Kamsteeg en later in een garage aan de Willem de Zwijgerlaan.
En Oegstgeester brandweerauto voor het raadhuis in 1953. (Foto: Brandweer Oegstgeest)
Deze sterk verouderde garage werd in de jaren ‘70 ingeruild voor de oude gemeentegarage aan de Dorpsstraat. Dit nieuwe onderkomen was ‘precies pas’ voor materieel en brandweerwagens, maar te klein voor nabesprekingen en bijeenkomsten. Daarom vond tussen 1989 en 1991 een ingrijpende verbouwing plaats en kwam er, vooral door de vrijwillige inzet van veel brandweerlieden, een verdieping op de kazerne te staan.
Begin deze eeuw zocht Oegstgeest al naar samenwerking met andere korpsen, wat in 2005 leidde tot het samenwerkingsverband OVSW (Oegstgeest, Voorhout, Sassenheim, Warmond). In 2011 gingen de vier korpsen op in de regionale brandweer.
In juni 2019 werd het driehonderdjarig bestaan van de Oegstgeester brandweer gevierd met onder meer een open dag en de onthulling van een monumentale bank. In 2016 had de vrijwillige brandweer Oegstgeest nog 23 leden, maar bij de opheffing in 2022 waren dat er nog vijftien. Zes vrijwilligers bleven actief in Leiden. Op zaterdag 22 oktober 2022 was de Oegstgeester brandweerkazerne voor het laatst geopend voor belangstellenden en vrijwilligers.
Leiderdorp
De gemeenteraad van Leiderdorp besloot op in 1897 op proef een vrijwillig brandweerkorps in te stellen. Mannen tussen de 18 en 55 jaar konden zich aanmelden. De proef bleek geslaagd; de Leiderdorpse vrijwillige brandweer vierde in 2022 het 125-jarig bestaan. Dat jubileumjaar was echter ook het laatste jaar voor het korps. Natuurlijk werden er voor 1897 ook branden geblust in Leiderdorp. Eind negentiende eeuw, de gemeente telde toen ruim 4.400 inwoners, waren daarvoor vier handbrandspuiten beschikbaar. Die waren gehuisvest in spuithuisjes in de woonwijken Achthoven, Doeskwartier, Kerkwijk en Zijlwijk. Bij iedere brandspuit hoorde een brandmeester met een assistent. De pompers, voor iedere spuit waren er vier tot zes nodig, bestonden uit gewone Leiderdorpers; alle gezonde mannen tussen de 18 en 60 jaar waren verplicht mee te helpen als er brand was.
Spuithuisjes
Na de oprichting van de brandweer namen de vrijwilligers die taak over maar verder veranderde er niet veel. De spuithuisjes bleven in gebruik tot de brandweer in 1934 een kleine garage kreeg aan de Berkenkade, achter het toenmalige gemeentehuis. In 1928 werd de eerste motorbrandspuit aangeschaft, de eerste echte brandweerauto, een Opel Blitz, volgde in 1941. In 1957 kocht de gemeente een tweede autospuit en in 1963 kwam er een grotere brandweergarage op de plek van de oude. Een kazerne kon je dit niet noemen, er was niet eens een toilet voor de brandweermannen. Vrouwen had het korps toen nog niet.
De eerste Leiderdorpse brandweerwagen, een Opel Blitz. (Foto: Stichting Historisch Brandweermaterieel Hollands Midden)
Na de groeispurt van Leiderdorp in de jaren zeventig lag de garage niet meer centraal genoeg en in 1976 werd een brandweergarage gebouwd aan de Simon Smitweg. Begin jaren negentig kreeg het Leiderdorpse korps voor het eerst een beroepscommandant en maakte deze garage plaats voor een echte brandweerkazerne. Deze bood plaats aan vier brandweervoertuigen, twee ambulances en goede voorzieningen voor de brandweerlieden.
Per 1 januari 2011 ging het Leiderdorps gemeentelijke korps op in de regionale brandweerorganisatie Hollands Midden. De vrijwilligers bleven hun werk met volle inzet doen, nu onder leiding van een ploegchef. En dat hebben ze volgehouden, ook na 2014 toen duidelijk werd dat de Leiderdorpse kazerne zou sluiten als de nieuwe kazerne in Leiden Noord in bedrijf kwam. Achttien Leiderdorpse vrijwilligers zijn per 1 januari 2023 overgestapt naar de nieuwe kazerne aan de Schipholweg.
Leiden
De brandbestrijding in Leiden was vanaf de dertiende eeuw de verantwoordelijkheid van de verschillende wijken. Toen de stad halverwege de zeventiende eeuw groeide van 4 naar 27 wijken, nam het toezicht toe en werd voorgeschreven hoeveel emmers, haken en ladders er per wijk moesten zijn.
Premie
Eind zeventiende eeuw schafte Leiden de brandspuiten van Jan van der Heyden aan, en kreeg elke wijk een eigen brandspuithuisje. Elke wijkbrandweer bluste eigen branden, alleen bij ernstige branden kwam hulp uit andere wijken. De blusploeg van het weeshuis, opgericht in 1769, vormde hierop een uitzondering en mocht overal in de stad branden blussen. De gemeente gaf een premie voor de brandspuit die als eerste water in de vlammen spoot, wat leidde tot een wedstrijd tussen de wijkbrandweer en het weeshuis bij elke brand.
In 1866 veranderde de brandbestrijding met de introductie van de stoomspuit, die meer bluscapaciteit had. Een jaar eerder, op 9 maart 1865, was de organisatie van de Leidse brandbestrijding overgegaan van de verschillende buurten naar een grotere vrijwillige brandweerorganisatie. De brandspuithuisjes bleven echter nog in gebruik. Pas in 1936 kreeg Leiden een echte brandweergarage aan de Langebrug 56, met werkplaats en toren voor oefeningen en het drogen van de brandslangen. In dat jaar werden de brandweertaken bij de vrijwillige brandweer weggehaald en ondergebracht bij de politie, maar deze politie-brandweer bestond slechts zeven jaar.
Op 13 mei 1943, dus midden in de Tweede Wereldoorlog, ontstond de beroepsbrandweer van Leiden. In 1997 werd de kazerne aan de Langebrug vervangen door de huidige kazerne aan de Rooseveltstraat in Leiden-Zuid. In 1982 kreeg de Leidse brandweer een tweede kazerne aan de Gooimeerlaan, die in 2022 werd vervangen door de nieuwe kazerne Leiden-Noord aan de Schipholweg.
Deze serie wordt mogelijk gemaakt dankzij een subsidie van het Leids Mediafonds.
Leiden Leiderdorp Maatschappij OegstgeestSleutelstad Media
Middelstegracht 87A
2312 TT Leiden
E-mail
redactie@sleutelstad.nl
Telefoon Redactie
071 - 5235907