Op 12 januari 2007 is het precies 200 jaar geleden dat aan het Steenschuur in Leiden een vrachtschip geladen met 37 ton buskruit ontplofte. Een ramp die in omvang vergelijkbaar is met die van Enschede in 2000. Maar in Leiden waren er wel veel meer slachtoffers. Op de plek van de ramp verrees later het Kamerlingh Onnes Laboratorium, nu Kamerlingh Onnes Gebouw, het onderkomen van de rechtenfaculteit. In een herdenkingsboek over de ramp komen nieuwe feiten aan het licht. Het drama wordt ook herdacht met een herdenkingsbijeenkomst, een studiedag in het Lipsiusgebouw en twee tentoonstellingen.
De buskruitramp van 1807 is na Leidens Ontzet de gebeurtenis die de grootste impact op de stad Leiden heeft gehad. Er waren ca. 160 doden te betreuren, ongeveer 2000 mensen raakten gewond, 218 huizen waren in één klap vernietigd of zo beschadigd dat ze moesten worden afgebroken. Een team van professionele historici en niet-beroepsmatige liefhebbers van Leidse stadsgeschiedenis vond dat er in dit herdenkingsjaar van de ramp een nieuw gedenkboek moest komen. Een van hen was Arti Ponsen, medewerker informatiemanagement bij het Bestuursbureau van de Universiteit Leiden, en enthousiast amateur-historicus. Ze dook in de archieven ‘in het besef dat oude bronnen wellicht nieuwe antwoorden konden geven’. Samen met Ed van der Vlist trad ze op als redacteur en auteur van Het fataal evenement. De buskruitramp van Leiden in 1807, een rijk geïllustreerde bundel artikelen over de kruitramp.
De belangrijkste ontdekking die Ponsen deed was dat Adam van Schie, de schipper van het kruitschip, die tweehonderd jaar lang voor de aanstichter van de catastrofe is aangezien, onschuldig was. Op het moment van de ontploffing zat hij thuis in zijn herberg in Delft (hij was behalve schipper ook herbergier). Hiermee komt de geijkte verklaring van de explosie: ‘de schipper was dronken, hij stond schelvis te bakken naast de kruitvaatjes’ op losse schroeven te staan. Dankzij een serie getuigenverklaringen van tijdgenoten die aan het begin van 1807 al in de doofpot zijn beland, kan nu een historisch beeld worden gegeven dat beter klopt met de feiten, al blijft het gissen naar de herkomst van de fatale vonk. Zo verbeeldde de Haagse schilder Andreas Schelfhout het moment van de ramp.
Ook de slachtofferlijst met 151 doden bleek niet te kloppen. Er stonden enkele namen dubbel op, terwijl andere slachtoffers niet waren meegeteld. Een exact cijfer is nog altijd niet te geven, maar het ligt tussen de 154 en 165. In een bijlage bij haar artikel over de toenmalige slachtofferregistratie, geeft Ponsen een gecorrigeerde en aangevulde slachtofferlijst. Er waren twee Leidse hoogleraren onder de slachtoffers: professor Adriaan Kluit (1735-1807, hoogleraar geschiedenis, staatsrecht en statistiek) en professor Jean Luzac (1746-1807, hoogleraar Letteren). Toen het kruitschip explodeerde, werd Kluit bedolven onder de brokstukken van zijn woning. Reddingswerkers dachten dat ze hem van onder de puinhopen hoorden schellen met een tafelbel, maar hebben hem niet kunnen redden. Toen zijn dode lichaam werd opgedolven, was het zwaar verbrand, ‘als eene slang ineengekronkeld’. Toen het schip ontplofte, stond Kluit achter het raam van zijn huis aan het Steenschuur (toen nog Rapenburg geheten), op zo’n korte afstand van de bron van de explosie, dat hij is verzengd door een vuurbol met een temperatuur van 1650 graden. Over Luzac wordt nog altijd verteld dat hij in het Rapenburg geslingerd werd en verdronken is, maar dat is onjuist. Uit een kattenbelletje van een bergingswerker dat werd gevonden onder de puinhopen van het huis van de natuurkundige J.A. Bennet, een vriend van Luzac, blijkt dat de explosie hem getroffen moet hebben op het moment dat hij daar aanbelde.
Waarom komen sommige feiten over de ramp nu pas aan het licht? Ponsen legt uit dat beoefenaren van lokale geschiedenis werken met bronnen die te vinden zijn in lokale of regionale archieven. Ze kijken niet zo snel in de nationale archieven. Toen Ponsen dat wel deed, ontdekte ze dat er onmiddellijk na de ramp van rijkswege een onderzoek was ingesteld naar de toedracht van de ramp. In het Nationaal Archief in Den Haag bevonden zich stukken die allemaal het stempel ‘secreet’ (geheim) droegen en die sinds 1807 niet meer geraadpleegd zijn.
Ponsen: ‘Tweehonderd jaar lang heeft niemand eraan gedacht om in het Nationaal Archief te zoeken naar de bestuurlijke reactie op de kruitramp! De touwtjes waarmee de dossiers in 1807 waren samengebundeld, waren inmiddels vergaan. Het was blijkbaar tijd dat de waarheid bekend werd.’ Gebakken schelvis De oorzaak van de ramp is nog altijd onopgehelderd, vertelt Ponsen. Er zullen meerdere factoren geweest zijn die een rol hebben gespeeld. Het schip was in handen van een onervaren bemanning en het toezicht was onvoldoende. Schipper Adam van Schie zelf was niet aan boord, alleen zijn zoon Salomon van 25 jaar, diens invalide broertje Adam van 15 jaar en een knecht van 22 jaar waren op het schip. Salomon had eerder een ongeluk gehad waardoor hij nauwelijks kon lopen, laat staan werken. Het buskruit dat in het ruim lag, was in haast geproduceerd en bevatte daarom missschien meer stof dan normaal, dat lekte uit de kieren van de vaatjes. Het luik van het ruim waar het buskruit lag, stond open, aldus een ooggetuige. En er werd gekookt, want er stond een emmertje geschilde aardappels aan dek, en het rook naar gebakken schelvis, meldde een andere ooggetuige.
Geen plicht, alleen ‘goed gebruik’ Het hoofdstuk ‘Delfs Welvaaren’ – de naam van het kruitschip – gaat over de de toedracht van de ramp. Ponsen beschrijft hierin de lotgevallen van de schipper en gaat in op de schuldvraag. Ook geeft ze antwoord op de vraag die onderzoekers al twee eeuwen bezighoudt: waarom lag het met kruit geladen schip in het centrum van Leiden? Dat mocht toch helemaal niet? Het mocht wél, weet Ponsen. ‘Het was niet verboden voor kruitschepen om door de bebouwde kom te varen. De van oorsprong middeleeuwse ‘keuren’ (plaatselijke verordeningen) regelden uitsluitend de opslag van buskruit binnen de steden: over vervoer werd niet gesproken. Het kruittransport van de Delfs Welvaaren was een legertransport. Bij transporten voor het leger werden wel een aantal veiligheidsmaatregelen in acht genomen: de lading werd bedekt met brandwerende kleden, de luiken van het ruim werden gesloten gehouden en er was deskundige begeleiding bij. Maar dit was niet officieel voorgeschreven, het was slechts ‘goed gebruik’. De Buskruitwet van 1807 is tot stand gekomen in reactie op de ramp.’
Dr. Peter van Zonneveld, docent moderne Nederlandse letterkunde aan de Unviersiteit Leiden, schreef samen met Ingrid Moerman een bijdrage over de literaire impact van de buskruitramp. Het stuk bevat een bloemlezing uit de omvangrijke rampliteratuur. Op allerlei manieren hebben tijdgenoten hun ervaringen en zieleroerselen aan het papier toevertrouwd. Een van de bekendsten onder hen was dichter, geschiedkundige en advocaat Willem Bilderdijk (1756-1831). Ten tijde van de ramp was hij waarschijnlijk thuis – hij woonde op de Hogewoerd. Niemand van het gezin Bilderdijk raakte gewond, wel liep het huis lichte schade op. ‘Ik schrijf dezen tusschen de puinhopen van mijn huis,’ schreef Bilderdijk, die bekend staat om zijn overdrijvingen, aan een vriend.
De gemeente Leiden organiseert een herdenkingsbijeenkomst op vrijdagmiddag 12 januari in het Van der Werfpark, tegenover de plaquette in de kademuur van het Steenschuur. Op de plaats van het Van der Werfpark en het Kamerlingh Onnes Gebouw stonden voor de ontploffing huizen. De ontploffing vond plaats om 16.15 uur. Op dat tijdstip zullen de klokken in Leiden luiden. Programma 16.00 uur verzamelen in het Van der Werfpark 16.15 de klokken in Leiden luiden 16.20 performance in het water van het Steenschuur op het thema en gedicht ‘Paukenslag’ van Paul van Ostaijen 16.25 korte toespraak door de burgemeester 16.30 uitvoering ‘Zang by den Ramp te Leyden’ door het koor Rumor di Mare met projectie en beelden van de ramp. 16.35 kranslegging bij herdenkingsplaquette. 16.45 lezing in de Lodewijkskerk aan het Steenschuur door Ingrid Moerman gevolgd door koorzang van Rumor di Mare. 17.15 de bijeenkomst wordt voortgezet in het Kamerlingh Onnesgebouw met een hapje en een drankje.
Stedelijk Museum De Lakenhal organiseert van 12 januari tot en met 15 april de herdenkingstentoonstelling: De Buskruitramp van Leiden in 1807. www.lakenhal.nl, klik op: ‘Wat is er te doen?’ Ook het Regionaal Archief Leiden wijdt een tentoonstelling aan de ramp. Het Regionaal Archief en de Lakenhal hebben vanaf eind januari een gezamenlijke website: www.kruitramp.nl. Deze site wordt in opdracht van het Regionaal Archief gemaakt door studenten van de opleiding Informatica van de Hogeschool Leiden. Ook groepen Pabo-studenten van de Hogeschool werken eraan mee.
De Universiteit Leiden, de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond en het Platform Mariaplaats organiseren op 12 januari in het Lipsiusgebouw de studiedag Calamiteit en Wederopbouw. Een van de sprekers is prof.dr.ing. Dirk de Vries, Leids hoogleraar kunstgeschiedenis en bouwhistorie. Hij houdt een lezing onder de titel ‘Rake klappen in kappen’. Programma: www.knob.nl/, klik op: ‘Activiteiten’ en vervolgens op ‘Geplande activiteiten’. Boek Het fataal evenement. De buskruitramp van Leiden in 1807 wordt uitgegeven door Uitgeverij Gingko en is te koop/te bestellen in de boekhandel, het Stedelijk Museum De Lakenhal en het Regionaal Archief Leiden voor € 39,-. ISBN 978-90-807009-8-7. Bestellen via de uitgeverij kan ook: uitgeverijginkgo@xs4all.nl; tel. 071 512 56 36.
Sleutelstad Media
Middelstegracht 87A
2312 TT Leiden
E-mail
redactie@sleutelstad.nl
Telefoon Redactie
071 - 5235907