PersVeilig biedt journalisten trainingen aan over het verslag doen van demonstraties. (Archieffoto: Chris de Waard).

Leidse journalisten worstelen met agressie: ‘Impact is heftiger dan ik ooit had kunnen bedenken’

Acht op de tien Nederlandse journalisten heeft weleens te maken gehad met agressie tijdens hun werkzaamheden, blijkt uit onderzoek in opdracht van PersVeilig. Ook in Leiden hebben journalisten steeds vaker te maken met agressie. De impact wordt vaak onderschat, niet in de laatste plaats door henzelf. Dat blijkt uit een enquête onder en interviews met lokale journalisten.

Door: Valerie Vocking, Edo van Rossum, Stijn Goossens en Vera Brouwer

Met een trilling in zijn stem probeert Leidsch Dagblad-journalist Aad Rietveld op een donderdagmorgen in stadscafé Van der Werff verhaal te doen over hoe hij de voorbije weken heeft doorgemaakt. Met moeite brengt hij zijn kopje koffie richting zijn lippen. Zonder een slok genomen te hebben, zet hij het kopje weer neer. “Nou dat gaat even niet”, zegt hij laconiek. De herinneringen komen in vlagen terug en daarmee dezelfde emoties: “Ik was een hele week van slag.”

Rietveld deed in oktober van dit jaar verslag van een rechtszaak van een zelfbenoemd klokkenluider, die moest voorkomen op verdenking van bedreiging van een Leidse raadsheer bij het Amsterdamse gerechtshof. Nog dezelfde avond verscheen er een foto van Rietveld op Twitter met de vraag: ‘Wie weet wie deze LD-journalist is?’ “Die foto was gemaakt toen ik uit de metro stapte. Ze hielden me dus al in de gaten, nog voor ik aankwam bij de rechtszaak”, vertelt Rietveld.

‘Jij wordt een bekende journalist!’ Toen dacht ik: hoe kan ik nou bekend worden? Als ze me neerknallen…

Toen de volgende dag het artikel in de krant verscheen, werden Rietveld en zijn fotograaf opgezocht op de redactie van het Leidsch Dagblad. De man confronteerde hem daar op intimiderende wijze met de inhoud van het artikel. Daar zou niets van kloppen, maar daar bleef het niet bij. Na enkele verwijten zoals ‘Jij stelt niks voor’, kreeg Rietveld nog een verhulde bedreiging naar zijn hoofd geworpen. Rietveld: “Hij riep nog na: ‘Jij wordt een bekende journalist!’ Toen dacht ik: hoe kan ik nou bekend worden? Als ze me neerknallen, dus…”

Terwijl Rietveld zijn tranen wegslikt, zet hij zijn verhaal voort: “Ik bleef op dat moment vrij rustig, maar achteraf begon ik te trillen. Dat heb ik nu elke keer als ik erover praat.” In de dagen erna kreeg hij via sociale media de meest verwerpelijke dingen toegestuurd van onbekende mensen, zoals ‘Hij moet naar boven’ en ‘Dat is een sado-pedo, dat zie je zo’. “Dat vind ik het rare, dat mensen die niks van je weten opeens een mening over je hebben.”

Onveilig gevoel
Rietvelds verhaal is tekenend voor de mate waarin Leidse journalisten te maken krijgen met agressie. Uit een enquête, uitgezet onder een dertigtal lokale journalisten dat verslag doet van gebeurtenissen in de Leidse regio, blijkt dat meer dan de helft van de 14 journalisten die reageerden zich weleens onveilig heeft gevoeld tijdens zijn of haar journalistieke werkzaamheden. Het gaat daarbij om online en offline intimidatie, beledigingen en bedreigingen.

64 procent van de Leidse journalisten die de enquête invulden, geeft aan dat er onderwerpen zijn waar zij zich minder veilig bij voelen, zoals coronademonstraties, misdaad en polariserende onderwerpen. Volgens Thomas Bruning, algemeen secretaris van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) en bestuurslid van PersVeilig, is dat een groot probleem voor de democratie. “Dit kan tot gevolg hebben dat journalisten bepaalde onderwerpen mijden. Als ze dit erkennen, dan kunnen we ons vak niet meer goed uitoefenen.”

Thuis opgezocht
Mariët Overdiep, journalist bij Omroep West, laat weten onderwerpen zelf nog niet te mijden: “Maar ik heb wel minder zin om het op te pakken. Ik moet er dan ‘s ochtends echt even doorheen, dan denk ik: is dit nou leuk? Nee, maar goed, het is mijn werk.”

Ook IJsbrand Terpstra, freelance journalist en eindredacteur bij Sleutelstad, zwijgt niet uit angst voor agressie, maar ziet wel een extra drempel. “Ik word er activistischer van. Dan denk ik: daar zit echt een verhaal in. Ik besteed er dan wel meer tijd aan als ik weet dat het gevoelig ligt. Op de redactie bespreken we dan wat de opties zijn als er wel een bedreiging komt en of het belangrijk genoeg is om het te brengen. Het duurt daardoor soms wel langer voordat we erover schrijven.”

Als ik over iemand schrijf, is de kans aanzienlijk dat ik diegene binnenkort tegenkom. Je doet bij dezelfde winkel boodschappen, je fietst door dezelfde straat.

Bruning spreekt daarentegen wel van een probleem: “Wij zien dat de lokale journalistiek kwetsbaarder is geworden. Zij hadden vroeger veel minder last van dit soort aanvallen en bedreigingen.” Daarnaast signaleert de NVJ dat journalisten vaker thuis worden opgezocht dan voorheen. “Dat komt grotendeels doordat ze digitaal beter vindbaar zijn, maar ook doordat ze vaak in een bepaalde regio werken.”

Dat laatste legt Terpstra uit: “De lokale journalistiek staat dichtbij de mensen waar het over gaat. Als ik een artikel over iemand schrijf, dan is de kans dat ik diegene binnenkort tegenkom aanzienlijk. Je doet bij dezelfde winkel boodschappen, je fietst door dezelfde straat. Dat kan problematisch zijn.”

Pijnlijke dood
Optreden tegen agressie blijft ingewikkeld. Corine de Vries, hoofdredacteur van het Leidsch Dagblad, merkt dat bedreigingen vaak impliciet zijn geformuleerd. “Een uitroep als ‘ik zou willen dat je aan een pijnlijke dood sterft’ is niet strafbaar, maar wel waanzinnig intimiderend.” Volgens Bruning kan de politie juridisch gezien dan vaak niets doen.

Daarnaast ziet Bruning dat het vaak geen prioriteit heeft bij de politie. “De politie is een dermate grote organisatie dat het niet altijd even alert reageert op dit soort zaken. Soms denken ze: ach, kom morgen maar terug. Er moet een besef komen, ook bij lokale politie, dat ze dit soort aangiftes serieus moeten nemen.”

Er moet een besef komen, ook bij lokale politie, dat ze dit soort aangiftes serieus gaan nemen.

Dat wordt overigens ontkracht door de politie Haaglanden, waar de Leidse regio onder valt. “Uiteraard is de politie Leiden hier zeer alert op en krijgen dergelijke aangiftes een preferente status, onder de noemer ‘persveilig’”, schrijft een woordvoerder in een schriftelijke reactie. “Ons beeld is wel dat dit in Leiden zeer incidenteel voorkomt en niet specifiek een trend is in Leiden.” Ook geeft de woordvoerder aan dat er momenteel geen actieve dialoog plaatsvindt tussen de politie en redacties, gezien dat volgens de politie niet nodig is.

De politie Haaglanden vindt dus dat het niet zo leeft in Leiden. Zo dacht Rietveld er eerst ook over. Hij had de eerder genoemde enquête over persveiligheid wel voorbij zien komen, maar hier zag hij de urgentie niet van in. “Ik, en met mij meer mensen op de redactie, hadden het gevoel van: dat gebeurt mij toch niet. Maar de impact van wat ik heb meegemaakt, is heftiger dan ik ooit had kunnen bedenken.”

Geen plopkap
Uit de enquête blijkt dat 85 procent van de deelnemende journalisten niet of nauwelijks wordt voorbereid op agressie door hun werkgever. Het in 2019 opgerichte PersVeilig probeert dit gat te dichten met trainingen op redacties, waarin zij journalisten voorbereiden op agressie. Bruning ziet dat deze trainingen steeds populairder worden, maar dat kleinere redacties er het nut vaak niet van inzien. “Je ziet dat lokale en regionale media er soms geen tijd voor kunnen of willen maken, terwijl het natuurlijk wel belangrijk is.”


PersVeilig-trainer Fenno Moes en journalisten IJsbrand Terpstra (Sleutelstad) en Mariët Overdiep (Omroep West) over trainingen voor journalisten.

Redacties treffen inmiddels ook eigenhandig maatregelen om de gevolgen van agressie tegen journalisten te beperken. “Wij gaan bij risicovolle activiteiten met een onbestickerde auto op pad en gebruiken soms geen plopkap”, vertelt Overdiep over Omroep West. De Vries over het Leidsch Dagblad: “In sommige situaties laten we de naam van de auteur bij de stukken weg. Zo kunnen we onze journalisten in bescherming nemen.”

Schadebeperking
Daarnaast besteedt De Vries veel aandacht aan nazorg. Ook in het geval van Rietveld. “Diverse collega’s hebben voortdurend met Aad in contact gestaan en ook de hoofdredactie is intensief met hem in gesprek gegaan.” Rietveld vertelt dat hij een ‘praatpaal’ aangeboden kreeg, iemand waarmee hij kon praten over de gebeurtenissen. De Vries legt uit: “Soms kijken we of er via de bedrijfsarts wat psychische ondersteuning mogelijk is. Je moet het zeker niet wegrelativeren.”

Voor- en nazorg is er dus wel, maar toch is het slechts schadebeperking. Bruning: “Denken dat bedreigingen en geweld verdwijnen, is een illusie. PersVeilig moet ervoor zorgen dat journalisten wel naar die riskante plek blijven gaan en verslag doen.” Rietveld geeft aan de geboden hulp erg te waarderen, maar zich in zijn werk niet te laten beperken door angst.

Ondanks de heftige bedreigingen aan zijn adres schreef hij meerdere columns over wat hij heeft meegemaakt. Dit deed hij onder zijn eigen naam, met foto, hoewel collega’s hem dit afraadden. “’Als je geschoren wordt, moet je stilzitten’, zeiden ze. Maar ik wíl helemaal niet geschoren worden”, zegt Rietveld stellig.

Dit artikel is onder begeleiding van de redactie van Sleutelstad geschreven door studenten van de masteropleiding Journalistiek en Nieuwe media van de Universiteit Leiden. De studenten kregen voor dit onderzoek een bijdrage van het Leids Mediafonds en de Stichting Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.

Advertentie

Leiden Maatschappij JNM 2021


Sleutelstad Media
Middelstegracht 87A
2312 TT Leiden

E-mail
redactie@sleutelstad.nl

Telefoon Redactie
071 - 5235907

Privacy Policy

×