"Zonder Lakenfeesten geen Culinair Festival"

“Ik kan me niet voorstellen dat we een Culinair Festival organiseren zonder Lakenfeesten“. Dat zegt voorzitter Rob van Marwijk van de gelijknamige stichting. “Hoewel we twee aparte organisaties zijn, zijn de banden tussen beide clubs heel sterk. We moeten het er in ons bestuur nog over hebben, maar ik kan me goed voorstellen dat wij zonder Lakenfeesten ook geen Culinair Festival organiseren”. Dat Culinair Festival kampt overigens met soortgelijke problemen als de Lakenfeesten. Om van de Garenmarkt gebruik te kunnen maken, moet er een flink bedrag op tafel komen aan precariorechten.

“De wethouder denkt kennelijk dat wij dat makkelijk kunnen betalen, maar hij heeft op een of andere manier een heel verkeerd beeld van de omzet van het festival” aldus Van Marwijk die, net als de organisatie van de Lakenfeesten, weinig voelt voor het aanvragen van subsidie. “Dan wordt het allemaal veel te veel politiek. Laat de gemeente nou gewoon een grote evenementenpot maken met een commissie die beslist wie er geld krijgt”.

Voor het Culinair Festival dreigt bovendien nog een tweede probleem. Het aanbod van Geertsema aan organisatoren om extra kosten via subsidie weer binnen te halen geldt alleen voor niet-commerciele evenementen. Of het Culinair Festival in de ogen van de gemeente niet commercieel is, staat nog allerminst vast. In dat kader stuurde Geertsema de organisatie al op pad om een andere locatie voor het festival te zoeken, zodat er geen hoge kosten gemoeid zijn het het afkopen van bijvoorbeeld parkeerplaatsen.

Voorzitter van Marwijk van het Culinair Festival bevestigt dat er inderdaad uitgebreid is gesproken met het Museum van Volkenkunde. Op het museumterrein langs de Morssingel zou ruimte zijn voor het festival. Het bestuur van de stichting zag dat wel zitten en ook het museum wilde graag medewerking verlenen. Toch kiest het Culinair Festival opnieuw voor de Garenmarkt. Van Marwijk: “Afgelopen dinsdag hebben we een bijeenkomst gehad met alle deelnemende restaurateurs en die voelen niets voor een verplaatsing naar het museumterrein”.