Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936) is de bekendste Leidse Islamgeleerde. Minder bekend is dat juist hij de methode bedacht waarmee rond 1900 de koloniale oorlog in Atjeh zowat gewonnen werd. Dit was de bloedigste oorlog uit de Nederlandse geschiedenis. Schrijfster en onderzoekster Vilan van de Loo duikt diep de archieven in en publiceert op Sleutelstad.nl twaalf weken achter elkaar een column.
Chris de Waard in gesprek met onderzoekster Vilan van de Loo over de expeditie in Atjeh onder leiding van Frits van Daalen.
Anno 1903 was de Atjeh-oorlog nog altijd niet gewonnen, en dat begon een lastige zaak te worden voor Nederland. Sinds 1874 probeerde Nederland de overhand te krijgen. De wereld keek toe. En Nederland voelde de prijs van de oorlog: gezichtsverlies en daarbij ook hoge kosten voor munitie en manschappen. Er moest iets gebeuren. Winnen moest Nederland, en snel ook.
Anno 1903 zat Christiaan Snouck Hurgronje bepaald niet stil in Atjeh. In dat jaar verscheen een opmerkelijk boek, niet eens omvangrijk met die 28 pagina’s maar wel van belang: ‘Nota van wenken’ die bij de aanrakingen met hoofden en bevolking van het Gajoland te behartigen zullen zijn.
In het Gajoland was het sterkste verzet tegen Nederland verzameld, ook in de naburige Alaslanden en Bataklanden. Zolang deze gebieden niet onder direct koloniaal gezag stonden, zo lang zou de Atjehoorlog voortduren. Tenzij Atjeh won, natuurlijk. Dan verloor Nederland alle prestige als koloniale macht, voor zover men dat nog bezat.
Deze nota, met de in hetzelfde jaar verschijnende ‘Het Gajoland’ en zijn bewoners met ruim vierhonderd pagina’s, kwamen bijzonder goed van pas. Beide publicaties stonden bomvol inside information over de moeilijkste gebieden van Atjeh. Als moslim – oprecht of niet – kreeg hij nog altijd toegang tot islamitische kringen. En ook kreeg hij hulp van de enkele militairen die zich in dat gebied hadden gewaagd.
In dezelfde brief waarmee hij Van Heutsz de mantel had uitgeveegd over de renbaan vereniging (28 april 1902) vroeg hij ook om hulp bij zijn aantekeningen voor beide publicaties en bij de kaart van het gebied die bij het grote boek moest komen. Die hulp kreeg hij: Van Heutsz zag als gouverneur van Atjeh het belang in van dit soort inlichtingen. Nuttige inlichtingen: wie er woonden, hoe de cultuur in elkaar stak, wie welke invloed uitoefende, de hiërarchie van geestelijke en krijgskundige leiders, wat te doen en wat te laten, enzovoort.
Ontdek hier de mythe over Christiaan Snouck Hurgronje. (Video: Kleef & Koop).
Dat was dus 1902 en 1903. In 1904 gaf Van Heutsz bevel aan de officier G.C.E. van Daalen – Frits voor intimi – om een militaire expeditie te ondernemen door de Gajo- en Alaslanden. Het verzet daar moest en zou gebroken worden. De publicaties van Snouck Hurgronje kwamen hierbij uitstekend van pas. Van Daalen was de man bij uitstek om een expeditie als deze te leiden. Allereerst: hij was een ervaren militair, goed opgeleid, met uithoudingsvermogen en met hardheid voor zichzelf en zijn manschappen. Dus als iemand tegen het verzet was opgewassen…
Daarbij: hij kende de taal van Atjeh, kende veel van de lokale cultuur en dankzij de boeken van Snouck kon hij beter voorzien hoe het verzet zou reageren. Bovendien: Van Heutsz werd net in die tijd naar Nederland geroepen en hij had een man nodig op wie hij kon bouwen en vertrouwen.
Zo kwam het, dat Frits van Daalen in 1904 begon aan de meest omstreden militaire expeditie uit de geschiedenis van het KNIL, aan het begin van 1904. Het resultaat: vele honderden doden onder de bevolking, mannen, vrouwen en kinderen, zonder dat duidelijk was wie verzetsstrijder was of wie gewoon burger. Aan de kant van het KNIL waren er slechts twaalf doden.
De tocht was meteen omstreden. Dat wil zeggen: waar de een Van Daalen prees om het militaire succes van het gebroken verzet, veroordeelde de ander hem met woorden als ‘massamoord’. Enkele jaren later zou er in Nederland een maatschappelijke rel over deze tocht uitbreken. Maar ja, hoe gaat dat in koloniaal Nederland: de een had nog een mooier geweten dan de ander, en de ander gaf nog sterker af op Van Daalen dan de een, maar de resultaten die hij had behaald, ja, die wilde koloniaal Nederland graag behouden.
In 1904 veranderde er meer. Van Heutsz werd benoemd tot gouverneur-generaal, dus de hoogste chef van Indië. Snouck Hurgronje begreep dat hij het spel om de macht had verloren. Hij vroeg en kreeg ziekteverlof bij de Nederlandse regering. Daar, in het moederland, keken ze tenminste nog tegen hem op. Daar wás hij iemand. Daar, in Leiden, kon hij hoogleraar worden.
Volgende week: Wereldberoemd in Leiden.
Deze productie is tot stand gekomen met steun van het Leids Mediafonds.
Leiden Wetenschap snouckhurgronje
Sleutelstad Media
Middelstegracht 87A
2312 TT Leiden
E-mail
redactie@sleutelstad.nl
Telefoon Redactie
071 - 5235907