Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936) is de bekendste Leidse Islamgeleerde. Minder bekend is dat juist hij de methode bedacht waarmee rond 1900 de koloniale oorlog in Atjeh zowat gewonnen werd. Dit was de bloedigste oorlog uit de Nederlandse geschiedenis. Schrijfster en onderzoekster Vilan van de Loo duikt diep de archieven in en publiceert op Sleutelstad.nl twaalf weken achter elkaar een column.
Chris de Waard in gesprek met onderzoekster Vilan van de Loo over de terugkeer van Christiaan Snouck.Hurgronje naar Den Haag en later Leiden.
Nee, Indië was voor Snouck Hurgronje niet meer wat het geweest was. Als jonge en ondernemende wetenschapper was hij indertijd naar Atjeh gereisd. Daar wilde hij voor de koloniale regering in Nederland de nodige informatie verzamelen, als hulp bij de Atjeh-oorlog. Zo was het gegaan. Zijn rapporten en boeken waren in Nederland een succes geweest. En in het moederland, in Nederland, had zijn naam als wetenschapper aanzien en glorie. Dat was anders in Indië, waar Van Heutsz nu de machtigste man was.
Snouck Hurgonje moet het een tegen het ander hebben afgewogen. Enerzijds voorzag hij welk leven hem onder Van Heutsz wachtte. Hij kon weliswaar in Atjeh blijven, maar Van Heutsz trok zich zo langzamerhand minder dan niets van hem aan. Anderzijds voelde Snouck Hurgonje de aantrekkingskracht van de terugkeer naar Leiden, waar hij iemand was naar wie wèl geluisterd was.
De brief is gericht aan een Atjeh-militair, een vijand van Van Heutsz: Klaas van der Maaten.
Lang verhaal kort, hij keerde terug naar Nederland. Nog niet meteen naar Leiden. Op 5 juli 1906 woont hij in de Laurens Reaalstraat te Den Haag. Hij is zich aan het inrichten (“…dat zal wel eene kleine periode van rommel en roezemoes zijn, maar dan is ’t ook uit.”) en aan het verder nadenken over de tekomst. Op 14 juli weet hij nog niet welke kant het op gaat: “Het leven is toch ten slotte een korstondig drama, waarbij eene plaats achter de coulissen nog wel zoo goed is als eene midden op het tooneel of in de loges.”
En dan is er nog wat hij de ‘hofquestie’ noemt. Snouck heeft een uitnodiging gekregen om naar het hof te komen, en zo koningin Wilhelmina en haar echtgenoot Prins Hendrik te ontmoeten. Hij weet niet wat voor kleding hij aan moet, of hij wel zin heeft in dergelijke kringen en wat het eigenlijk voor zin heeft. Maar hij gaat. Erna schrijft hij aan een correspondentievriend: “De hovelingen, die ik ontmoette, schenen kwasten zonder hoofd; de Prins een eenvoudiger man met dezelfder negatieve hoedanigheid. H.M. eene zeer intelligente vrouw; al spreekt ’t vanzelf dat hare kennis voor eenig examen niet voldoende zou zijn, bij den omvang der zaken waarin zij ‘belang moet stellen’.
Ontdek hier de mythe over Christiaan Snouck Hurgronje. (Video: Kleef & Koop).
Pas het jaar daarna, in 1907, lijkt Snouck Hurgronje te weten wat hij wil. Dan verhuist hij namelijk naar Leiden, waar hij aan de Witte Singel 84a gaat wonen. Door de hernummeringen is het nu een ander huis. Weer klaagt hij: “Voor mij waren de laatste weken vrij gejaagd: inrichting van een splinternieuw huis met al de daaraan verbonden misère, aanvaarding van het nieuwe ambt met alle daaraan verbonden directe en indirecte verplichtingen, inburgering te Leiden met bezoeken ontvangsten, enz. Nog ben ik lang niet door alles heen, maar de heden begonnen Paaschvacantie brengt toch een weing kalmte.”
Inderdaad: een ‘nieuw ambt’. Christiaan Snouck Hurgronje is aan de Leidse universiteit Hoogleraar Arabisch. Hij heeft status en aanzien. Maar hij moet ook, zoals hij zegt, ‘inburgeren’. De vrijheid van Atjeh is voorgoed weg. Met zijn nieuwe positie komen ook nieuwe verplichtingen, groot en klein, waardoor zijn ster steeds sterker gaat stralen. Hij wordt lid van de vereniging ‘Oud-Leiden’, richt met hoogleraar Cornelis van Vollenhove de Adat-boekerij op (1917), wordt voorzitter Koninklijke Akademie te Amsterdam (1920), in 1921/1922 is hij rector magnificus van de Leidse Universiteit en in de loop van deze jaren ontvangt hij verschillende onderscheidingen.
Ook in zijn privé-leven is er een nieuwe ontwikkeling. In 1910 schrijft hij verloofd te zijn met Ida Maria Oort, met wie hij in juli hoopt te trouwen. Met haar – en hun dochter Christien – gaat hij eind 1919 wonen in het Rapenburg 61. In zijn eigen woorden: “eene zeer groote, oude, maar geheel gemoderniseerde woning, waarin wij hopen te blijven […] . Mijn leven blijft zooal hetzelfde als vroeger, maar het gaat mij meer vermoeien, hoewel ik, evenals mijne vrouw en dochter, eene goede gezondheid geniet.”
Zo was het leven van professor Christiaan Snouck Hurgronje alsnog helemaal in orde gekomen. Tenminste, in het oog van de buitenwereld.
Volgende week: Helden en schurken.
Deze productie is tot stand gekomen met steun van het Leids Mediafonds.
Leiden Wetenschap snouckhurgronje
Sleutelstad Media
Middelstegracht 87A
2312 TT Leiden
E-mail
redactie@sleutelstad.nl
Telefoon Redactie
071 - 5235907